Als uitgeverij van Nederlandse Fantasy en Sciencefiction hebben we in de loop der jaren, zeker wat betreft sciencefiction, tijdens onder meer beurzen regelmatig de opmerking gekregen dat we ‘de enige zijn die nog SF uitgeven’. Omdat ik zelf de hoogtijdagen van de SF nog mee heb gemaakt, als Perry Rhodan liefhebber nagenoeg elke Rhodan schrijver geïnterviewd heb en zelfs een grootheid als Arthur C. Clarke aan de telefoon heb gehad, heeft me dat altijd trots en verdrietig tegelijk gemaakt.
Waarom is dat? Waarom hebben veel uitgeverijen SF op een gegeven moment links laten liggen? Is het omdat de realiteit de SF op veel fronten ingehaald heeft? Als dat het enige bestaansrecht van SF zou zijn, dan denk ik dat we wat missen. Heel veel ‘goede oude’ sciencefiction zat vol met maatschappelijk commentaar, verpakt in een spannend en fantasievol verhaal. Sciencefiction is dus niet alleen een spannend verhaal dat je even helemaal mee kan nemen naar een andere wereld en alles om je heen laat vergeten. Ik heb altijd bewondering gehad voor de creatieve geest van een schrijver die hiertoe in staat is. Het is echter zoveel meer. Het geeft ook de tijdsgeest en zijn problemen weer. Amerika en Engeland hebben hier een groots verleden in, net als Duitsland met de Perry Rhodan reeks waar afgelopen week nummer 3000 (!) van de persen is gerold.
Als er dan ergens ten onrechte wordt beweerd dat Nederlandse schrijvers deze internationale kwaliteit niet halen, komt er stoom uit mijn oren. Welke zichzelf benoemde autoriteit denkt dit te mogen beweren? Naast het feit dat Nederland zijn eigen grootheden kent en er bijzonder goede fantastische romans van eigen bodem zijn verschenen, moet SF en fantasy gezien worden voor wat het is: spannende en vaak maatschappijkritische verhalen die je meeslepen naar een andere wereld.
Ontspanning en vermaak.
Moet alles ineens aan literaire standaarden voldoen om goed genoeg te zijn?
Theo Barkel